Verhalen over de
history van de (metalen) Vingerhoed(Alexander van der Kallen)
Werkzaam bij de gemeent Bergen op Zoom als assistent
archeoloog.
Alexander is lid van de onderstaande vereniging.
Van hem kregen we ook een leuke historische aanvulling van
metalen vingerhoedjes.
Stichting In Den
Scherminckel (SIDS) is een organisatie van amateur-archeologen
te Bergen op Zoom.
De website
www.scherminckel.nl
Op deze website
staan meer links naar archeologische site's en van de SIDS
Vingerhoeden
De vingerhoed, een voorwerp dat in de meeste huishoudens tot ver in de 20e
eeuw in gebruik is gebleven.
Tegenwoordig is de vingerhoed meer een verzamelobject dan een gebruiksvoorwerp.
Maar hoe oud is de vingerhoed eigenlijk en wie heeft de vingerhoed uitgevonden?
In de 19e eeuw was
men er in Engeland van overtuigd, dat de vingerhoed een Nederlandse uitvinding
was uit het einde van de 17e eeuw.
Inmiddels weten we door opgravingen dat de vingerhoed veel ouder is dan de
Engelsen in de 19e eeuw dachten. De oudste vingerhoed ter wereld is
gevonden in China in een graf uit de Han-dynastie (206 v. Chr.-220 n. Chr.).
Na deze periode lijkt de vingerhoed geheel te verdwijnen om pas in de 10e
eeuw in Europa weer op te duiken in de landen rond de Balkan en in het Moorse
deel van Spanje.
In Nederland doet de metalen vingerhoed rond de 13e eeuw zijn
intrede.
Voor deze tijd werden er houten schildjes of leren lapjes gebruikt ter
bescherming van de vinger bij het naaien.
Er bestaan twee soorten
vingerhoeden.
Het ene type is ringvormig en bestaat uit een
metalen band met putjes waarvan de
bovenkant open is (afb. 1).
Dit type wordt ook wel de naai- of duimring genoemd.
|
|
|
Het
tweede type is de gesloten vorm waarbij de bovenkant met een kapje is afgedekt (afb.
2).
De meeste metalen vingerhoeden zijn gemaakt van koper of messing.
De vroegste
exemplaren zijn soms vervaardigd uit brons.
|
De vroegste
vingerhoeden werden gegoten in mallen.
Deze mallen werden waarschijnlijk gemaakt uit zand wat een behoorlijke
hoeveelheid klei bevatte. De klei werd aan het zand toegevoegd zodat de mal zijn
vorm behield.
De mal bestond uit twee delen. Het ene deel bestond uit een plaat met daarin
kuiltjes en het andere deel uit een plaat met opstaande bergjes.
Wanneer deze twee delen op elkaar werden geplaatst pasten de bergjes precies in
de kuiltjes waarbij er een ruimte overbleef die tijdens het gieten met koper
gevuld werd.
Nadat het gegoten metaal was afgekoeld werden de “ruwe” vingerhoeden uit de
mal verwijderd en met de hand van putjes voorzien. De putjes werden in de
vingerhoed geboord of geslagen.
Zelf bezit ik een gegoten
vingerhoed met zeer fijne ingeslagen putjes die helemaal doorlopen tot de rand
van de vingerhoed. De bovenzijde is voorzien van 4 ingeslagen streepjes die de
top van de vingerhoed insluiten in een vierkant.
Dit exemplaar dateert uit de late 14e eeuw.
Vanaf ongeveer 1450 ging men
naast de gegoten vingerhoeden ook gehamerde exemplaren produceren.
Deze vingerhoeden waren een stuk lichter dan hun gegoten broertjes, omdat ze
werden vervaardigd uit een dun rond koperen plaatje.
De vingerhoed werd gevormd door het koperen plaatje tegen een opstaande rand te
houden en er veelvuldig op te slaan.
Omdat
er bij het vervormen van het metaal spanningen optreden, diende het metaal om de
zoveel tijd verhit te worden tot het ging gloeien. Wanneer men dit niet zou doen
zou het metaal uit eindelijk barsten.
Als de gehele vingerhoed door kloppen gevormd was werd deze afgewerkt en werden
de putjes met een drevel erin geslagen.
De putjes werden op de vingerhoeden spiraalsgewijs aangebracht en liepen meestal
niet helemaal door tot de rand.
Neurenberg
was een belangrijk productiecentrum van vingerhoeden.
Vanaf het midden van de 14e eeuw werden er in Neurenberg vingerhoeden
geproduceerd.
In het tweede kwart van de 16e eeuw werd er, door een verbetering in
de messingproductie,
een nieuwe methode ontwikkeld voor de vervaardiging van
vingerhoeden.
Doordat het nieuwe messing soepeler was werd het mogelijk om vingerhoeden uit
verwarmde messing plaatjes te slaan.
Op een houtsnede uit 1564 van Jost Amman is
dit procédé duidelijk te zien. |
|
U kunt zich waarschijnlijk wel
voorstellen dat het nog een heel gepriel moet zijn geweest om de vingerhoed weer
uit de mal te krijgen.
Vervolgens werden de vingerhoeden geput en gepolijst om ze een mooier uiterlijk
te geven.
Vanaf dit moment werden de vingerhoeden, behalve met een drevel, ook van putjes
voorzien met een radertje met daarop omhoog stekende tandjes. Ook deze methode
was erg arbeidsintensief en er werd driftig gezocht naar een methode om het
aanbrengen van de putjes te mechaniseren.
Doordat het in 1537 opgerichte vingerhoedmakersgilde de werkgelegenheid wilde
behouden, verbood het iedere vorm van mechanisatie.
Vanaf circa 1530 is men in
Neurenberg begonnen met het aanbrengen van merktekens op de geproduceerde
vingerhoeden. Deze merktekens bestonden uit een keurmerk en/of een
meestersteken.
Vanaf de 16e eeuw worden op vingerhoeden uit Neurenberg en andere
productiecentra onder de putjes een sierrand aangebracht.
Bij de opgraving van afgelopen
zomer achter het pand Schotland is een messing, gegoten exemplaar gevonden met
een zeer brede sierrand. De vingerhoed vertoond ook nog sporen van verzilvering.
|
Vanaf de 17e eeuw
worden de putjes in vingerhoeden voornamelijk aangebracht met
een wielstempel.
Een wielstempel bestaat uit een ronde, licht bollende,
getande schijf die al
draaiende tegen de vingerhoed werd gedrukt (zie afbeelding ). |
|
In de 17e eeuw
begint Nederland een steeds grotere rol te spelen bij de productie van
vingerhoeden voor zowel binnen- als buitenland.
Een nieuw productie proces doet zijn intrede wanneer men begint met walsen van
messing bandjes.
De bandjes werden vervolgens omgebogen en vast gesoldeerd, ook
werd er een
top op gesoldeerd.
Met deze nieuwe methode duurde het niet lang of ook de manier van het aanbrengen
van
de putjes werd verder geautomatiseerd.
De pers die werd gebruikt voor het plat walsen van de banden werd voorzien van
tandjes die
tijdens het walsen direct de putjes aanbrachten
(zie afbeelding ).
Enkele Nederlandse productiecentra in de 17e en 18e eeuw
waren o.a. Schoonhoven,
Utrecht en Vianen. |
In de late 18e eeuw
is de productie van vingerhoeden geheel geautomatiseerd.
Dit proces werd dieptrekken genoemd en gaat als volgt: Een rond koperen plaatje
wordt in opeenvolgende mallen geslagen om de vingerhoedvorm te verkrijgen.
Vervolgens wordt de top van de vingerhoed met een stempel geput en wordt de rand
naar buiten toe omgebogen. De omgebogen rand is ook het kenmerk van
diepgetrokken vingerhoeden.
Als laatste werd de schacht van de vingerhoed van putjes en versieringen
voorzien. Deze versiering kan bestaat uit motieven of tekst.
Vingerhoeden werden niet
alleen uit koper of koperlegeringen gemaakt.
Vanaf de 16e eeuw komen ook zilveren en heel soms ook gouden
exemplaren voor.
Omdat zilveren vingerhoeden minder snel werden weggegooid als ze beschadigd
waren, worden ze ook veel minder gevonden.
In mijn eigen collectie heb ik een zilveren exemplaar uit de 19e
eeuw, welke aan de rand versierd is met engelenkopjes en geheel verguld is
geweest.
Ook lood en tin werden
gebruikt voor de vervaardiging van vingerhoeden.
Exemplaren uit deze metalen zijn zeer schaars, daar tin duurder was dan koper en
doordat beide metalen eigenlijk te zacht zijn voor dit doel.
Vanaf
de 19e eeuw is men ook ijzer gaan gebruiken.
Het is echter niet ondenkbaar dat er voor die tijd ook al vingerhoeden van ijzer
zijn gemaakt.
Ze zijn echter nog niet in een betrouwbare context gevonden. Dit kan natuurlijk
komen doordat het ijzer in de bodem zeer snel weg roest en daardoor onherkenbaar
wordt.
In de 20e eeuw
wordt de vingerhoed ook als reclamemiddel gebruikt.
Deze vingerhoeden zijn gemaakt van aluminium en net boven de rand voorzien van
een naam of spreuk.
Omdat aluminium een betrekkelijk zacht metaal is beschadigd het nogal snel en
zijn de gevonden aluminium vingerhoeden vrijwel altijd platgedrukt.
|
|
Top
|